De filosofische praktijk van Harm van der Gaag

Harm van der Gaag (DenkDieper)

In wijsgerig opzicht heeft coaching internationaal inmid-dels de vorm gekregen van wat men tegenwoordig ‘filo-sofische praktijk’ noemt. Terwijl onderwijs zich, zoals gezegd, doorgaans richt op vorming in het algemeen en aan groepen, is coaching vaak meer op persoonlijke bege-leiding gericht. Filosofisch practicus Harm van der Gaag, in Nederland een bekende figuur op dit terrein, omschrijft het doel van deze tegenwoordig steeds populairder wordende praktijk met een voor de hand liggend woordje: ‘wijsheid’. Daarmee bakent hij diens filosofische gesprekken af van bijvoorbeeld een psychotherapeut, psychiater of andere geestelijk hulpverlener. Van der Gaag expliceert:

“Wat doet mijn bezoekers besluiten om juist met een filosoof te gaan praten? Die vraag zal ik beantwoorden. Het is hen om wijsheid te doen. Niet om kennis, niet om vaar-digheden, niet om een betere gezondheid, niet om de vergeving van zonden, niet om antwoorden, oplossingen en beslissingen, maar om wijsheid” (Van der Gaag, Wie het niet weet, mag het zeggen, p. 13).

Derhalve vormt het streven naar wijsheid het “bestaansrecht” van de filosofische praktijk, aldus van der Gaag (p. 14). Dit streven veronderstelt bij de strever een afwezigheid van wijsheid. Er heerst een zekere nood om wijzer te worden, een “levensnood”. Maar wat is eigenlijk wijsheid? Voor Socrates (en voor Van der Gaag) is het in eerste instantie een weten van de eigen onwetendheid, je bewust zijn van je cognitieve beperkingen. Velen denken veel te weten, maar Socrates ontdekt dat dit vies tegenvalt: bij navraag weet men bitter weinig. Van der Gaag vergelijkt Socrates’ wetende onwetendheid met de bescheidenheid van een deskundige die zich realiseert dat er op zijn kennisdomein nog heel veel onbekend is.

De bezoekers van de filosofische praktijk lijken een beetje op Socrates, want ook zij weten dat ze in hun weten tekortschieten – anders kwamen ze immers niet naar de filosofische praktijk. Ze dorsten naar méér wijsheid, bovenop hun wetende onwetendheid. Die aanvul-lende wijsheid kun je omschrijven als “iets dat betrekking heeft op wat mooi en goed is”, zegt Van der Gaag wederom Socrates na (p. 18). Opvallend is echter dat Van der Gaag dat ‘mooi’ en ‘goed’ niet nader duidt. Sterker nog, hij legt uit dat in zijn interpretatie van de filosofische praktijk een “afzien-van-antwoorden” centraal staat (p. 19). Het gaat niet om een “oplossing”. Letterlijk schrijft hij: “We streven niet naar een (laat staan naar de) uitkomst”. Dit brengt volgens Van der Gaag een “voortdurende onzekerheid” met zich mee. En juist daarin ligt volgens hem wijsheid die, maar dan enkel als toevallig bijproduct, “een rust en een vertrouwen” met zich meebrengt.

Van der Gaag wil diens cliënten niet begrijpen, antwoorden, raad geven, geruststellen, hoop geven of liefhebben. Dat doen volgens hem de meeste coaches, maar de filosofisch practicus is volgens Van der Gaag géén coach. Bij Van der Gaag gaat de cliënte “de deur uit met een vraag, want ze kwam voor wijsheid, anders niet” (p. 20). Van der Gaag maakt zich zelfs zor-gen, zodra een cliënte tevreden zijn spreekkamer verlaat. “Heeft hij haar hoop gegeven? Heeft hij haar getroost? Gerustgesteld? Dan heeft hij niet gewerkt” (p. 25). Het enige wat voor Van der Gaag telt, is de vraag; antwoorden daarentegen vernietigen de vraag en zijn derhalve ongewenst in de filosofische praktijk. In die praktijk “staat de vraag centraal. In de vraag, niet in het antwoord, schuilt wijsheid” (boekomslag). Van der Gaag wil “bij de vraag blijven en het antwoord verachten. Dat is de denkhouding die in de filosofische praktijk wordt aangenomen en onderwezen” (p. 40). Van der Gaag gaat zelfs zover dat hij stelt dat een vraag als zodanig helemaal geen antwoord behoeft; enkel een (niet filosofisch) mens vereist een antwoord (p. 38).

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn aangegeven met *

Plaats reactie