Schuld
Coaching binnen de maieutics-school is op twee grondervaringen gebaseerd: de twijfel-ervaring en de totaliteitservaring. Dit betekent dat de existentiële thema’s die speciaal voor coaching in aanmerking komen – waaronder schuld – vanuit het perspectief van beide ervaringen worden benaderd. Dit houdt concreet in dat van het betreffende thema enerzijds de (pijnlijke) schaduwkanten en bijbehorende twijfels aan bod komen, maar dat anderzijds wordt gezocht naar troostrijke, metafysische inzichten. Want in tegenstelling tot de filosofische praktijk van Harm van der Gaag betekent coaching volgens de maieutics-school dat een cliënt niet alleen met vragen, maar ook – indien mogelijk – met antwoorden naar huis gaat.
Het thema ‘schuld’ heeft zowel in de westerse als oosterse cultuur een beladen betekenis. Je kunt het zonder meer rekenen tot de twijfelervaring, aangezien het het leven van mensen in hoge mate kan saboteren. In het oosten kunnen we het thema ‘schuld’ koppelen aan het begrip ‘karma’. Dit houdt in dat de kwaliteit van het huidige leven is bepaald door de wijze waarop je je in vorige levens hebt gedragen. Met andere woorden, als je nu een moeizaam leven hebt, is dat in feite je eigen schuld, waarvoor je moet boeten.
In India heeft deze opvatting over schuld geleid tot het zogehe-ten kastensysteem. Schuld wordt hierin als het ware gemateria-liseerd, want “je kunt uit de positie van iemand afleiden hoe hij voorheen op aarde heeft gepresteerd” (Coppes, Bijna Dood Ervaringen en wereldreligies, p. 101). Dit betekent concreet dat mensen uit de lagere kasten zijn gedoemd om daarin – althans in het huidige leven – te blijven zitten. Ze dienen simpelweg te berusten in hun armetierige lot. Slechts wanneer zij zich thans goed gedragen, worden zij daarvoor pas in een volgende incarnatie eventueel beloond.
Volgens onderzoeker dr. Bob Coppes zijn door deze oosterse visie op het thema ‘schuld’ volstrekt onmenselijke maatschappelijke omstandigheden ontstaan. Hij schrijft daarover onder meer het volgende:
“Mensen van hogere kasten kijken neer op mensen van lagere kasten, en iedereen kijkt neer op mensen zonder kaste, de onaanraakbaren (de paria’s). Deze worden gemeden als de pest, worden beledigd en mogen tempels en huizen van mensen met kaste niet ingaan. In restaurants is het niet ongebruikelijk dat zij zelfs hun eigen bestek krijgen […]. Er zijn afschuwelijke uitwassen geweest. Er was een tijd, niet al te lang geleden, toen onaanraakbaren riemen droegen met belletjes, waardoor andere mensen voor hun komst werden gewaarschuwd. Zij konden een pak slaag krijgen, wanneer hun schaduw [sic!] een brahmaan [= priester] zou raken. En zelfs vandaag zijn er vele incidenten, waarin onaanraakbaren worden aangevallen” (Coppes, Bijna Dood Ervaringen en wereldreligies, p. 102).
Het moge duidelijk zijn dat deze oosterse opvatting over schuld, waardoor bij mensen zowel individueel als maatschappelijk een ernstige twijfelervaring wordt opgeroepen, haaks staat op de onvoorwaar-delijke liefde uit de totaliteitservaring. Overigens is de westerse opvatting over schuld niet per se beter. Het westen is voor een belangrijk deel door het christen-dom gekleurd. En één van de belangrijkste vertegenwoordigers van die godsdienst – de kerkvader Aurelius Augustinus (354-430) – heeft een nogal somber mensbeeld gecreëerd. Daarin ziet hij met name de mens als oorzaak van het kwaad. Dit heet zonde. De mens is een zondig en daarmee schuldig wezen. Zelfs wanneer iemand uit onwetendheid een wandaad begaat, is hij schuldig, namelijk wegens nalatigheid om te zoeken naar het onder-scheid tussen goed en kwaad.
Vanwege de zondigheid is de mens enorm ver van God verwijderd, stelt Augustinus. Tussen God en mens gaapt een onoverbrugbare kloof. De mens is van God vervreemd. Augustinus schetst een inktzwart mensbeeld: de mens is een verloren massa (massa perditionis). Aan die verlorenheid heeft de mens bovendien zelf schuld. Dat begint al bij Adam, de eerste mens. Volgens de traditionele, christelijke zienswijze begaat Adam (via Eva) een zonde en daarmee wordt de hele mensheid na hem erfelijk belast (erfzonde). Daardoor kàn de mens in wezen niet meer niet-zondigen; hij is per definitie schuldig en daarmee in principe verloren.
Is er een weg terug uit die hel? Jawel, meent Augustinus, maar slechts voor enkelen. “Sommigen worden [door God] uitverkoren, anderen verstoten, en dit […] van de mens uit gezien willekeurig. Volgens Gods eeuwig raadsbesluit is daarom een deel van de mensheid bij voorbaat geroepen tot zaligheid, het andere deel bestemd voor de eeuwige verdoemenis” (Störig, Geschiedenis van de filosofie, p. 246). Christenen die geen berouw tonen, heidenen, alsmede al degenen die niet zijn gedoopt, hetzij kinderen, hetzij volwassenen, branden sowieso voor eeuwig in de hel. Later heeft de kerk deze keiharde predestinatieleer van Augustinus enigszins verzacht: God bepaalt niet a priori wie er wordt behouden, doch weet dat enkel maar. Oftewel de mens blijft zelf verantwoordelijk voor zijn of haar (nood)lot.
Wederom moge duidelijk zijn dat eveneens deze westerse opvatting over schuld, althans de traditioneel christelijke interpretatie ervan (door wie in de loop der eeuwen vermoedelijk velen zijn beïnvloed c.q. beangstigd), haaks staat op de onvoorwaardelijke liefde uit de totaliteitservaring. Overigens krijgt het thema ‘schuld’ ook in de totaliteitservaring wel degelijk een bepaalde, zeer betekenisvolle plek. Het grote verschil echter met zowel de oosterse als westerse traditie is dat ‘schuld’ nu niet langer tot een persoonlijke straf leidt – respectievelijk een ongelukkige reïncarnatie of het eeuwige hellevuur – maar uitsluitend een opvoedkundige functie heeft. Wat houdt die functie in? Een stoomcursus zelf- en naastenliefde!
Tijdens de totaliteitservaring kunnen ervaringsdeskundigen een zogeheten terugblik of levensschouw ondergaan. Dit houdt in dat hun tot dan toe geleefde leven razendsnel, maar wel tot in de details en in alle duidelijkheid, aan hen voorbij-komt. In feite wordt hun leven geëvalueerd. Die evaluatie geschiedt echter niet door God of een goddelijke rechter! Dr. Coppes schrijft letterlijk: “Geen bijbel wordt erbij gehaald, geen koran opengeslagen, geen Bhagavad-Gitá, geen lijstjes van geboden en verboden. Geen rabbi komt er bij en geen priester, imam, brahman of lama wordt geraadpleegd” (Coppes, Bijna Dood Ervaringen en wereldreligies, p. 36). Maar wie evalueert er dan eigenlijk? Antwoord: dat doe je helemaal zelf.
Tijdens de totaliteitservaring beleeft de ervaringsdeskundige wat hij zichzelf en anderen heeft aangedaan, zowel de mooie als minder mooie dingen. Hij voelt daadwerkelijk de fijne en minder fijne gevoelens die door hem of haar bij de ander zijn veroorzaakt. Dat kan uiteraard heel confronterend zijn, aldus Bob Coppes:
“Terwijl je daar volkomen weerloos alle feiten en gevoelens in en rondom je leven aan je voorbij ziet gaan, en je je diep schaamt voor al die onaardige acties, is er helemaal niemand die je op dat alles aanspreekt. Het Licht verandert niet. Het blijft volkomen liefdevol. Het blijft vol begrip en vol vergeving en het blijft je onvoorwaardelijk accep-teren, ondanks al je tekortkomingen. Ondanks alle pijn en verdriet die je anderen hebt aangedaan en die daar tot in de kleinste details, in alle hevigheid en op niet mis te verstane wijze, volstrekt ondubbelzinnig wordt onthuld. Ondanks dat alles blijft het Licht je accepteren. In de aanwezigheid van deze volkomen perfecte en onvoorwaar-delijke liefde die je warmtevol omgeeft, gebeurt er wat in jezelf. Je voelt je eigen tekortkomingen. Je beoordeelt al je acties en gedachten. Dat doe je helemaal zelf” (Coppes, Bijna Dood Ervaringen en wereldreligies, p. 36).
Wij zijn dus welbeschouwd onze eigen rechter, maar dan op grond van de kennis die we tijdens de terugblik opdoen. En doorgaans is die kennis dermate overtuigend dat ervarings-deskundigen na hun ervaring het aardse leven kritisch gaan bekijken. Hun sterke, want empathisch verworven schuldgevoel wordt aldus positief getransformeerd. De absolute kernvraag daarbij luidt: hoe kan ik meer liefhebben, zowel mijzelf als de naaste?